Gezinshuisouders in Jeugdzorg Emmaüs
In een gewoon huis in Boom staan acht paar kinderschoenen op een rij. “Soms denk ik: ik run hier een kleine leefgroep,” lacht Hilke. Maar het is haar thuis, met eigen kinderen, pleegkinderen én ‘gezinshuiskinderen’. Zoals Iris en Yentl is ze gezinshuisouder bij Jeugdzorg Emmaüs. Ze vangen kinderen op die niet bij hun ouders kunnen wonen en voor wie een leefgroep in de jeugdhulp geen oplossing is. In hun huis vinden die kinderen rust, ritme en iets wat ze vaak lang hebben gemist: échte nabijheid.
Warm thuiskomen
In elk gezinshuis wonen maximaal drie kinderen uit de jeugdhulp. Hilke en Iris hebben daarnaast ook nog (pleeg)kinderen. Ze gaan naar school, naar de Chiro, zwemmen of schaken, ze leren wat gewone dagen zijn in het ritme van een gezin. “Die normaliteit is het grootste verschil met een leefgroep,” zegt Iris. “Er is rust, geen wisselende begeleiders. Gewoon: samen eten, huiswerk, slapen.” Ze combineert het met haar twee pleegkinderen. “Ik wil impact in het leven van een kind. Hier kan dat. Je werkt, maar tegelijk leef je.”
“We geven kinderen een plek in ons gezin, maar betrekken en ondersteunen ook ‘het natuurlijke netwerk’: hun ouders, familie... ” vult Hilke aan.
Grenzen die vervagen
Ouder of hulpverlener? “In de eerste plaats hulpverlener,” zeggen ze alle drie.
Toch worden ze op school vaak aangesproken als mama. “Ik heb dat eerst proberen uit te leggen,” zegt Yentl. “Maar nu laat ik het los. De kinderen weten wie hun echte mama is.” Yentl heeft zelf geen kinderen, maar zorgt voor de twee peuters die bij haar wonen alsof het haar eigen kinderen zijn. “Alle kinderen hebben recht op een huiselijke omgeving. Dat ik dat professioneel mag bieden, is een cadeau.”
De loyaliteit van kinderen naar hun ouders blijft. “Zoë is gelukkig bij ons,” vertelt Iris. “Maar ze zou nog altijd liever bij haar moeder wonen. Dat is oké. We geven haar tijd, structuur en warmte, tot het weer kan.” Hilke vult aan: “Mijn professionele droom is om een kind terug te zien gaan naar zijn natuurlijke gezin.”
Het verschil dat blijft
Een gezinshuis is intensiever dan een leefgroep. De gezinshuisouder volgt elk contact, elke schoolbeslissing, elke stap. Je begeleidt niet alleen het kind, maar ook het gezin of wat ze de ‘natuurlijke context’ noemen. “Er is geen overdracht nodig,” zegt Hilke. “Eén iemand kent het hele verhaal. Dat maakt het mogelijk tempo te maken in de begeleiding.”
Yentl ziet de winst bij de kinderen. “Ze bloeien open. Ouders bedanken me omdat ik hen laat meedoen. Dat raakt me.”
En Iris? “Ik heb voor mijn gezinshuiskind haar familie opgespoord. Niemand vond haar moeder, maar ik vond een nonkel en neefjes. Dat maakt verschil: ze hoort weer ergens bij.”
Een roeping, geen routine
Het werk stopt nooit, ook niet om acht uur ’s avonds. Toch klinken ze alle drie overtuigd. “Je doet dit niet met je hoofd,” zegt Iris, “maar met je hart.” Hilke knikt. “Ik wist al lang dat ik zo wou werken, ik moest alleen het juiste kader vinden.”
Yentl hoopt dat het aanbod gezinshuizen nog groeit: “In Nederland bestaan gezinshuizen al langer. Hier zijn er helaas nog niet voldoende gezinshuizen om meer kinderen met een zware rugzak een plaats te geven in een gezin met 1 of 2 vaste opvoedingsfiguren.”
Ze lachen wanneer het gesprek op pensioen komt. “Kunnen wij ooit met pensioen?” zegt Yentl. “Dit is meer dan een job.” Iris vult aan: “Ik zie die kinderen als deel van mijn leven, ook later. Ze mogen altijd blijven langskomen. Dat stopt niet.”
Vrijwilligers zijn welkom
Vrijwilligers zijn nog welkom, bijvoorbeeld om kinderen naar een hobby te brengen of voor een één op één moment met een kind dat geen netwerk meer heeft. Dat geeft wat ademruimte in het gezinsleven en de combinatie met ondersteuning van de natuurlijke ouders, de contacten met de jeugdrechtbank, aanvullen van dossiers... Kandidaat vrijwilligers kunnen contact nemen met iris.bellens [at] emmaus.be (iris[dot]bellens[at]emmaus[dot]be).
Zoë is een fictieve naam.
Dit artikel verscheen in het personeelsmagazine Eclips van december 2025.